Ten Dam
Hé, die man ken ik!?
Z’n loop, z’n houding, is dat niet Ten Dam?
Hij kent Ten Dam van zijn eigen woning. De cv-man, hij controleert bijna alle huizen in zijn buurt. Een stukje Oud-Zuid. Maar Ten Dam heeft natuurlijk meer klanten. En zo hoef ik niet vreemd op te kijken dat hij hier aanbelt.
M fotografeert een braak liggend terreintje. Ik vind het er triest uitzien. Fotogeniek zeker, de aftakeling van de buurt. Huzun, Pamuks spleen, de melancholie die je bij aftakeling tegenkomt, zo voelde Pamuk het verval van Istanbul - naast die ontploffing van het moderne.
Ik denk, hier ligt Oud-West, over het hek gegooid, rommel, de dunne wandjes van een zolderberging, volle vuilniszakken. Zwerfafval tussen de rietstengels. Niemand kan er bij, het hek laat dat niet toe. Je mag niet zomaar iets doen, daar in die wond van dat als een rotte kies getrokken huis. Het ettert nog wat na in de wijk.
Er moet al even niets gebeurd zijn met deze grond. De natuur probeert goed te maken, wat de mens ongemerkt achterlaat. 20 januari 2014. De zomer van 2013 als licht bevroren winterboeket?
Ik vertel Ten Dam dat we rondlopen en M de buurt probeert vast te leggen. Ten Dam pakt het desolate stukje grond energiek op. ‘Dat belooft iets moois te worden.’ ‘Daar kan iets van gemaakt.’ Ten Dam is een optimist, huzun zegt hem niets. Hij heeft gelijk. Hij denkt in mogelijkheden en een goede afloop.
Mijn fin du siècle slik ik bij hem graag in, hier valt iets te leren. Ondernemers, het is goed dat ze er zijn. Er komt iets nieuws dat van mij dan weer oud mag worden.