Tatort
Een willekeurige plek op het trottoir in Amsterdam.
Het water geeft aan wat is gebeurd, wat hier gaande is, peilloos.
De stappen die de tegels opvingen. De rimpelingen van fietsbanden zijn verdwenen. Mensen laten hun sporen na. Dit afval van onze beschaving.
In een café in Berlijn spreken ze over weer een Tatort. Het genieten met elkaar van iets moois, en deze serie valt daar zeker onder. Ze komen speciaal ervoor naar het café, op de zondagavond. Prachtige verhalen, sinds 1970 zag ik er met mijn vader talloze, waarschijnlijk ook wel tegen de 200, ik heb een aantal nog op videobanden, geërfd.
Maar op straat gebeurt zo veel, dus ik heb geen tijd meer om te zien wie het heeft gedaan, waarom en waar in Duitsland het precies was, of Oostenrijk, of Zwitserland.
Hoe heet hij ook al weer die met zijn fiets door de bergen zwoegde, ah, Max Palu, bij Saarbrücken trouwens, bergjes dus, het drukte wel uit hoe zwaar hij het had,een ploeger, dat was duidelijk. Een heel onduitse Duitser die de plassen bloed oploste.
Ik lette niet op. Mijn leven is bijna voorbij.
Het ziet er ernstig uit, nu. Dit eerste moment dat er iets aan de hand lijkt. Het beeld alarmeert.
Nee, het gebeurt werkelijk, vlak voor de plas zich vult met bloed. Wie ziet wat er gebeurt …
Sporen in de plas van zoveel leven. Het water houdt de gebeurtenissen vast, de voorwerpen in hun spiegeling opgesloten. Dat kan niet goed gaan. Je zou haast denken dat je onder de tegels bent.
Komen ze me nog redden? Baantjer is al dood.
Iedereen loopt voorbij, heeft haast, kijkt naar z’n telefoon. Wie denkt aan mij in de plas onder de tegels?